Wat veranderde er in het dagelijkse leven in de jaren 50 en 60?

Beelden over hoe het leven na de tweede wereldoorlog langzaam veranderde. Het inkomen nam toe en mensen gingen de wereld verkennen. Via vakantie, bermtoerisme, nieuwe huishoudelijke apparaten, créche en anti-autoritaire opvoeding.

Conventies werden overhoop gehaald: minder naar de kerk, meer naar school, minder werken, de pil, meer seks, etc

'Gouden Jaren'

In september 2014 verscheen het boek 'Gouden Jaren', geschreven door Annegreet van Bergen (1954). Het werd ongekend populair.Op de achterflap:
'In 1952 deelde ik een stofzuiger met mijn schoonmoeder.'
'In 1961 zond de televisie 24 uur uit - per week.'
'In 1965 moesten we naar de buren om te bellen.'
Gouden jaren vertelt het verhaal van de ongekende naoorlogse groei die ons leven op alle fronten heeft veranderd. De wekelijkse teil werd een dagelijkse douche, het papieren loonzakje een digitale bankrekening en de boterham met tevredenheid een broodje gezond. Vertrouwde beroepen verdwenen, nieuwe deden hun intrede. Wie had er in de jaren vijftig al gehoord van mondhygiëniste of activiteitenbegeleider?
Gouden jaren staat vol met herkenbare anekdotes, scherpe observaties en schitterende foto's. Het laat zien hoe compleet anders ons leven er een halve eeuw geleden uitzag en dat we rijker zijn geworden dan we ooit voor mogelijk hadden gehouden.
 

 

Onvrede bij vrouwen - begin van de vrouwenemancipatie - zestiger jaren.

Plotseling is er de laatste tijd aandacht voor hoe vrouwen zich in de jaren 60 gevoeld hebben!
Bekijk de mooi video van OndersteBoven
 
 
 

Dagelijks leven

Herinneringen van Yvonne Keuls, schrijfster, 1931
De jaren zestig markeren voor Yvonne Keuls een hoopvolle tijd, een tijd waarin ineens wél van alles kon. Yvonne werkt in de zestiger jaren bij de Haagse Comedy, schrijft televisieseries, begint haar carrière als romanschrijfster en zeult haar drie dochters ondertussen overal mee naar toe. In deze tour leidt Yvonne Keuls je langs herinneringen uit de jaren zestig van een jonge, Haagse, ondernemende moeder.

Yvonne Keuls (Batavia, 1931), schrijfster.

Informatie uit de Wikipedia;

'Keuls schrijft boeken over maatschappelijke problemen en over haarzelf en haar familie. Haar schrijfstijl wordt door veel lezers beoordeeld als realistische en ook wel humoistisch. Ze streeft ernaar mensen in hun waarde te laten. Keuls heeft succes bij een groot publiek en haar werk is meermalen bekroond. De populariteit van Keuls is zowel te danken aan haar toegankelijke schrijfstijl als aan de keuze van de thema's van haar boeken, zoals drugsverslaving, oorlog, dakloosheid en pedofilie. Keuls' werk werd onder meer vertaald in het Deens, Duits, Engels, Frans, Fries, Hongaars, Italiaans en Zweeds.'

 
De 8 verdiepingsfilmtjes uit het dagelijks leven hebben de volgende invoelbare teksten: 
 
  - Voor het eerst op vakantie in een volgeladen auto
  - Picknicken in de berm op doorreis
  - Bermtoerisme
  - Allerlei nieuwe apparatuur
  - Interieur, alle muren bruin
  - De wasmachine en de pil
  - Kinderen in de jaren zestig
  - Een créche waarin alles mag

In een volgeladen auto op vakantie

Dankzij de groeiende welvaart en betaalde vakantiedagen gaat men in de jaren zestig steeds vaker en verder op vakantie. Maar dat gaat dat er nog wel een tikje provisorisch aan toe. Meerdere gezinnen worden in een auto gepropt, het dak veel te vol geladen en terug kom je pas wanneer het geld op is. “We hadden er eigenlijk nauwelijks geld voor, maar gingen toch ieder jaar naar Spanje. Het was in. Je ging.”

“Onze auto was nog kleiner dan hier op beeld – een Fiat Giardiniera. Minuscuul was ‘ie”, vertelt Yvonne Keuls. “We hadden dat arme ding zo vol geladen dat we er voor Rotterdam al met een enorme klap doorheen waren gezakt. Dan herstelden we de boel, en zakten we er bij Verdun en bij Fréjus gewoon nog een paar keer doorheen. Op de terugweg bedacht mijn man: dubbele bladvering. Niemand die op het idee kwam er gewoon minder in te stoppen.”

     Het was in. Het buurgezin ging, dus wij ook

“Bovendien waren kampeerspullen ontzettend duur en slecht te krijgen. Dus wat deden we? We namen de gegraveerde zilvercassettes van zowel de familie Keuls, als de familie Bamberg mee als bestek. We zijn wel eens zo hard door de vering gezakt dat het zilver over straat vloog - moesten we de gendarmes uitleggen dat het écht ons bestek was.”

En eenmaal op het strand in Spanje? Dan blijkt strandspeelgoed toch ook wel erg duur. “ Dan gaven we ze gewoon de zilveren melkkannetjes en soeplepels mee. Binnen de kortste keren stonden we te boek als ‘die bekakte familie uit Den Haag, met hun tafelzilver’.


Boterhammen in de berm

Met de auto naar Spanje – je zou er nu hoogstens twee dagen over doen. “Wij deden er zo vijf dagen over”, meent Yvonne Keuls. Tolwegen zijn duur, dus neem je de slecht onderhouden provinciale weg. Overnachten doe je in het eerste de beste Franse dorp. En even snel wat eten en drinken langs te weg? Dat gebeurt gewoon in de berm.

     Snel eten en plassen, en dan húp die auto weer in

“Eigenlijk was het levensgevaarlijk, dat picknicken aan de kant van de weg”, vertelt Yvonne Keuls. “Ik herinner me nog goed dat we met ons kleine rotautootje een wiel verloren. Het wiel schoot onder de auto vandaan en rolde rakelings langs een groep mensen die daar aan de kant van de weg zat te eten. Ze gingen nog helpen zoeken ook.”

“Eigenlijk werd zo’n hele reis afgesteld op de kinderen. Snel eten en plassen, en op het moment dat ze begonnen te rennen - húp die auto weer in. Het was ook nogal een opgave, zo’n lange reis met die drukke kinderen achterin. Dus wat deed ik wanneer ze vervelend werden? Ik gaf ze een enorme pot zonnebrandcrème.”

“Op de achterbank legde ik dan handdoeken neer. Ik zette die kinderen er bloot op en zei: 'Ga je maar insmeren, ga maar oefenen, dan kun je straks zo de zee in.' Het leverde prachtige dialogen op: “Achter je oren! In je navel!” De hele auto was één plakboel. Maar terwijl we auto’s langs zagen rijden met ouders die kinderen probeerden te sussen, kon ik gewoon een dutje doen.”


Het fenomeen bermtoerisme

Maar het blijft niet bij picknicken in de berm op doorreis. Begin jaren zestig doet het fenomeen ‘bermtoerisme’ zijn intrede. Mensen parkeren in eigen land hun auto langs de weg, zetten er hun tenten op en stallen de klapstoelen uit. Niemand die bedenkt een leuker plekje te zoeken, iets verder van de weg af. Het verbaast velen. Maar de bermtoeristen zelf? Die vinden het juist gezellig.

     We dachten vooral: als zij het durven, dan durven wij het ook

“Een eerste oorzaak hiervan was dat er helemaal niets te doen was in het weekend”, zegt Yvonne Keuls. “Bovendien kon je op deze manier alvast oefenen. Steeds meer mensen wilden met een caravan of tent op vakantie naar Frankrijk, maar hadden totaal geen ervaring. Dus weten deden ze? Ze probeerden het in het weekend langs de Nederlandse wegen alvast uit. Hoeveel kunnen we meenemen, hoe zetten we die tent op, enzovoorts.”

“En daar stonden we dan, met zijn allen in de berm. Krankzinnig was het eigenlijk. Maar het aantrekkelijke van de berm was dat je goed kon kijken naar alles wat voorbij raasde. Je wilde de vooruitgang van de jaren zien, het van dichtbij meemaken. Die mensen met hun benen languit onder een parasol? Ze keken de hele dag naar nieuwe auto’s. En zwaaien maar, iedereen zwaaide.”

“We dachten vooral: 'Als zij het durven, met al die troep in de auto erop uit, dan durven wij het ook.'”


Allerlei nieuwe apparatuur

Het vooruitgangsgeloof wordt in de jaren zestig versterkt door de komst van allerlei nieuwe apparatuur. Het hebben van een auto is steeds vanzelfsprekender, maar ook radio’s, televisies, wasmachines en een gasfornuis staan ineens in huis. “We hadden het gevoel dat alles kon en alles mogelijk was." Want wat we vandaag niet hebben, hebben we morgen wel.

“In 1963 kreeg ik mijn eerste gasfornuis”, vertelt Yvonne Keuls. “Maar zoals dat met alle nieuwe apparaten gaat: het ding werkte nog verre van optimaal. En zo gebeurde het dat ik brood aan het bakken was en een gaslucht rook, maar geen vlam kreeg. Ik hield er een lucifer bij en wham – ik stond volledig in brand. Mijn man zag het gebeuren en bond snel een natte lap om mijn hoofd. Gelukkig was ik alleen mijn wenkbrauwen en wimpers kwijt.”

     We hadden ineens het gevoel dat alles kon en mogelijk was

“Toch waren die kinderziektes normaal. Hetzelfde gebeurde toen ik mijn eerste echte wasmachine kreeg, mét wringer. Wij met dat lange haar en die gekke jurken met zwabbermouwen: binnen de kortste keren kwam ik vast te zitten tussen de wringer. Ik heb mezelf gewoon los moeten knippen. Doodzonde.”

“Bovendien moest je er negen van de tien keer de hele rit bij blijven staan. Het ging nooit goed. Er hoefde maar een handdoek teveel in te zitten en de wasmachine wandelde de hele keuken door. De rem van de centrifuge kapot? Dan stopten we hem gewoon met de hand. Want geld voor een nieuwe hadden we niet. Hier, je ziet het eelt nog zitten.”


Allemaal een zitkuil

Eind jaren zestig schilderen we onze muren massaal bruin en graven we hele woonkamers uit om er zitkuilen van te maken. Het plafond moet bovendien verlaagd, met kokervormige lampen erin. De trends zijn allemaal van korte duur, maar toch gaat iedereen onder het juk door. We willen allemaal een zitkuil.

     Ellendig was het, zelfs de hond sprong in en uit

“Wat verschrikkelijk hè?”, weet Yvonne Keuls zich nauwelijks in te houden. “En dan hadden wij ook nog een plafond met dat donkere, bijna zwarte hout. Precies dezelfde kokervormige lampen hingen erin. Het hout kraakte enorm en trok helemaal krom van het vocht - de lampen vielen er gewoon uit. Binnen een jaar was de trend afgelopen.”

Hetzelfde geldt voor de zitkuil. “Natuurlijk hadden we die. Iedereen had hem, dus deden we mee. Maar de kinderen deden niks anders dan van de kant op de lager gelegen banken springen. Ellendig was het, zelfs de hond sprong in en uit. Nee, lang hebben we die zitkuil niet gehad. Het was zo onrustig.”


De wasmachine en de pil

Zo’n wasmachine is natuurlijk handig, maar bespaart ook tijd. Tijd die je als vrouw kunt besteden aan het bellen van vriendinnen, zo stelt een AEG-reclame uit de vroege jaren zestig. Het begin van een grotere zelfstandigheid van de vrouw? “Daar speelde de wasmachine maar een marginale rol in”, vindt Yvonne Keuls. “De komst van de pil, dát was pas ingrijpend.”

     De afwachtende en vooral afhankelijke houding van vrouwen verdween

“Voor ons kwam hij in 1961 – de pil. Geen van mijn vriendinnen heeft na die tijd nog kinderen gekregen. Voor die tijd moest je maar afwachten wanneer er weer één kwam. Ik weet nog goed dat ik zwanger bleek te zijn van mijn laatste in 1960. Het enige wat ik dacht was: 'Hoe moet ik dít nu weer voor elkaar krijgen.' Het was thuis al zo vol!”

“Dus dat je daar voortaan zelf invloed op had als vrouw? Dat was nogal wat. De afwachtende en vooral afhankelijke houding van vrouwen verdween. Het betekende dat je je eigen leven in kon richten, zonder rekening te houden met een eventuele zwangerschap. De gedachte: ‘Als er nu weer eentje komt, dan moet ik daar wél ruimte voor hebben’, die gedachte was niet meer nodig. En dat maakte dat we meer durfden te ondernemen.”


Kinderen in de jaren zestig

“Mijn moeder zei altijd: 'Je moet een man met een hoge positie trouwen.'” Dus dat Yvonne Keuls als een van de weinige vrouwen van haar leeftijd kinderen heeft én werkt, dat vertelt ze haar moeder begin jaren zestig liever niet. In de praktijk komt het er op neer dat ze haar drie dochters overal mee naar toe sleept. Crèches zijn er nog nauwelijks en opvoeden blijft een vrouwentaak. “Moeders zorgden voor andermans kinderen en de kinderen voor elkaar."

     Ik heb ze zelfs wel eens aan een hondenlijntje gebonden

“Alles liep hier in en uit, de deur stond altijd open”, vertelt Yvonne Keuls. “Sterker nog, de deur kon niet eens dicht - er was iets mis met de scharnieren. De kinderen speelden met elkaar op straat en liepen gerust overal naar binnen. Dan stond er hier ineens een kind van een ander te lurken aan de kraan, die had gewoon dorst.”

“Maar het moest ook wel, als je als vrouw tijd voor jezelf over wilde houden. We spraken soms met alle moeders in de flat af dat een van ons voor al die kinderen kookte, en dat ze dan bij het buurgezin televisie mochten kijken. Waren ze een middag bij een ander? Dan ging ik naar de bibliotheek om een middag te schrijven, alleen.”

“En moest ik écht ergens zijn? Dan gingen de kinderen gewoon mee. Van de Haagse Comedie naar Hilversum, in de bus en over straat. Ik gaf ze een eigen koffertje met kleurtjes, boekjes en ander speelgoed mee, waarmee ze zichzelf dan konden vermaken. Andere vrouwen deden dat bovendien ook, dus de meiden waren nooit alleen. Ik heb ze zelfs wel eens aan een hondenlijntje gebonden, de arme kinderen. Maar ja, ga maar eens zonder problemen met drie dochters, zes tassen en een hond over straat.”


Een crèche waarin alles mag

Niet voor niets neemt het aantal crèches in de loop van de jaren zestig toe. En wanneer alles begin jaren zeventig helemaal anders moet, ontstaat ook de antiautoritaire crèche. De opvoeding mag vrijer, want kinderen kunnen zelf heel goed de regels bepalen. En dus smeren peuters frank en vrij met verf, stichten een vuurtje wanneer ze daar zin in hebben en komen naakt aan tafel om te eten. “Het leidde tot vreselijke toestanden”, vindt Yvonne Keuls.

     Van die kinderen kwam uiteindelijk niks terecht

“In de periode rond 1968 vond men dat het er binnen verschillende instituties veel te autoritair aan toe ging. Binnen de politie, binnen de universiteit, maar ook binnen de opvoeding. En dus kwamen er crèches waarin alles mocht. Belachelijk was het. Een leidster krijgt hier een kussen naar haar hoofd: werkelijk niets werd terecht gewezen.” En dat werkt volgens Yvonne Keuls averechts.

“Begin jaren zeventig sprak ik voor een van mijn toneelstukken met veel middelbare scholieren. Zo kwam ik met de eerste groep zwerfkinderen in aanraking – kinderen die waren weggelopen van huis. Kinderen bovendien, die inderdaad dachten dat ze de regels zelf konden bepalen. Van die kinderen kwam uiteindelijk niks terecht. De overgang van een autoritaire samenleving naar een antiautoritaire houding was simpelweg te groot voor ze geweest.”

In Den Haag richt Keuls in die tijd een van de eerste opvangtehuizen voor ontspoorde jongeren op. Een tehuis dat ze in 1977 beschrijft in het boek ‘Jan Rap en z’n maat’.